Joey Veerman kijkt graag naar Real Madrid-middenvelder Toni Kroos. „Hoe hij schiet, altijd binnenkant voet, geplaatst.” De stijlvolle spelmaker Andrea Pirlo, gestopt in 2017, staat „daar nog boven”, zegt Veerman, middenvelder bij PSV. Toevallig zag hij de Italiaan onlangs op vakantie in Dubai. Vond hij mooi, zo’n grootheid in het echt. „Maar ik ga dan niet vragen of ik op de foto mag met hem.” Direct daarna, met een lachje: „Het liefst zou ik het wel doen.”
Veerman (25) zit op een terras aan de Middellandse Zee, in het spelershotel van PSV in de Spaanse badplaats Estepona, waar de selectie afgelopen week verbleef voor een trainingskamp. Hij dolt met bijna iedereen die in zijn buurt komt, zoals heel PSV ontspannen oogt na een voortreffelijke eerste seizoenshelft. De eerste landstitel sinds 2018 lonkt, met tien punten voorsprong op concurrent Feyenoord. En dit voorjaar wacht de achtste finale van de Champions League tegen Borussia Dortmund.
Het valt nu allemaal op zijn plek, na twee wisselvallige jaren, van zowel PSV als Veerman. „We hebben een leuke groep, trainen hard, winnen veel, beter kan eigenlijk niet. Ik woon lekker in Eindhoven, als gezin hebben we het goed.” Hij blijft vaak langer op de club voor krachttraining, zegt hij.
Hij is de regisseur op het middenveld, met 72 gecreëerde kansen en negen assists voert hij meerdere belangrijke statistiekenlijstjes aan in de Eredivisie. Het was rond zijn zestiende, in de B1 van FC Volendam, dat hij zich realiseerde dat hij iets kon wat weinig anderen kunnen: ragfijne dieptepasses op maat. In een fractie van een seconde vindt hij vaak de opening, met steekpasses op sprintende aanvallers. „Toen kreeg ik door: ik kan het profvoetbal wel eens gaan halen.”
Het is gave, een talent, denkt hij. „Ik heb daar verder nooit op getraind of zo. Dat gevoel heb je, of heb je niet. Ik heb gewoon altijd die trap gehad. Ik vind het heerlijk om iemand alleen voor de keeper te zetten.”
Loer je op die momenten?
„Ja, ik wil het liefst directe ballen geven richting de goal, zodat onze aanvaller niet nog een actie moet maken om zich vrij te spelen. Ik leg wel risico in mijn spel, dus het gaat niet altijd goed, vaak ook wel.”
Visualiseer je passes al voor de wedstrijd?
„Nee, ik zie in mijn ooghoeken wat er gebeurt. Als ik dan een ploeggenoot zie, weet ik dat ik hem daar moet geven. Zo makkelijk is het eigenlijk.”
Hebben trainers jou daarin iets kunnen bijbrengen?
„Coaches zeggen over het algemeen hetzelfde tegen mij: dat ze het over mijn spel aan de bal niet hoeven te hebben, dat zit wel goed. Het gaat altijd over die andere dingen die erbij komen. Dus het verdedigende gedeelte. En fysiek sterker worden.”
Het is de rode draad in zijn loopbaan: geprezen om zijn goede passing, bekritiseerd vanwege zijn beperkte defensieve vermogen. Ook Peter Bosz, afgelopen zomer begonnen als coach bij PSV, had vanaf het begin „vertrouwen” in hem als spelmaker, maar ze bespraken ook zijn „verbeterpunten”, zegt Veerman.
Bosz eist van spelers dat zij direct de bal proberen te heroveren, door agressief druk te zetten op de tegenstander. Dit zit van nature niet in jouw spel.
„Dat ben ik niet helemaal met je eens. Onder deze trainer moeten we heel snel druk vóóruit zetten, dat ligt mij wel. Maar als ik achteruit tussen mensen in loop, iedere keer achter de bal aan: dat is niet mijn kwaliteit, daar zit een bepaald minpunt. Als wij met zijn allen vooruit druk kunnen zetten, zoals we dit seizoen doen, zie je dat ik ballen ga afpakken en dat ik er soms tussen zit. Dan kom je hoger op het veld aan de bal, dan wordt het leuk. In november stond ik in de Eredivisie tweede op de lijst met balheroveringen en uit tegen Feyenoord had ik ook de meeste. Dan denk ik dat je goed bezig bent.”
Hoe probeer je je te verbeteren?
„Door beter mijn directe tegenstander in de gaten te houden. Ik probeerde tot voor kort vaak een overtal van twee tegen één te creëren om mijn verdedigers te helpen. Maar het is beter dat ik in die situaties gewoon bij mijn tegenstander blijf. Ook bij het Nederlands elftal hebben ze dat gezegd. Sindsdien scoort mijn directe tegenstander eigenlijk niet meer.”
Hoewel de beeldvorming anders is, zijn je fysieke data volgens de performance-afdeling bij PSV erg goed: je blíjft lopen en herstelt snel van sprintjes.
„Ik ben eigenlijk nooit moe. Ik ben altijd al een loper geweest, terwijl dat misschien niet zo lijkt. Gemiddeld zo’n twaalf kilometer per wedstrijd, voor een middenvelder is dat prima. Bij bepaalde oefeningen in de training merk ik dat ik op het einde nog altijd iets extra’s over heb.”
Daar tegenover staat dat je niet explosief bent. In de Champions League haalde je van de basisspelers bij PSV de laagste topsnelheid: 27,7 kilometer per uur.
„Ik ben geen snelle speler, zal ik ook nooit worden. Toni Kroos is ook niet zo snel, Luka Modric ook niet en Andrea Pirlo was dat ook niet. Als je niet zoveel snelheid hebt als middenvelder, hoeft dat niet gelijk te betekenen dat dit een minpunt is. Wanneer kom ik nou op topsnelheid op het middenveld? Sommige spelers moeten het echt hebben van hun explosiviteit, zoals bij ons Guus Til en Ismael Saibari.”
Denk je dat je mee zou kunnen in Europese topcompetities met deze explosiviteit?
„Ik ga niet sneller worden, dat komt door mijn bouw. Dan moeten ze me niet nemen. Of wel, maar dan vanwege die andere kwaliteiten.”
Lees ook
Wanneer valt het kwartje bij PSV-regisseur Joey Veerman?
Wat wil jij?
„Lastig om te zeggen. Lastige situatie.”
Wat is er lastig aan?
„Straks in de zomer zit ik hier tweeënhalf seizoen. Op een gegeven moment gaan er clubs komen die interesse hebben. Wie ben ik dan om daar nee tegen te zeggen? Met nog een contract voor twee jaar zou dat een mooi moment kunnen zijn. Het is natuurlijk ook aan PSV om daarover te beslissen. En de juiste club moet voorbijkomen voor mij. We zien allemaal wel wat er gebeurt deze zomer.”
Waar zie je jezelf over vijf jaar?
„Ik hoop dan bij een mooie club in het buitenland te spelen, op hoog niveau. Ik heb altijd gezegd: ik zou zes jaar in het buitenland willen spelen, dan is het eigenlijk wel mooi geweest.”
Maar dit jaar eerst landskampioen worden met PSV. Net voor hij opstaat, zegt hij: „Ik ben nu twee keer tweede geworden, dat ken ik nu wel.”